De "Verwer" motor
De Nederlanders zijn (terecht) trots op hun "Brons"
motoren.
Jan Brons zag, 100 jaar geleden, het succes dat Diesel met zijn motor begon te
krijgen, maar vond de constructie toch zeer zwaar en ingewikkeld.
Hij probeerde de "mazout" op een andere manier als brandstof te
gebruiken.
De brandstof werd (net als bij een gloeikopmotor) ingespoten ruim voor de
maximum compressie, dus onder lage druk.
In een voorkamer werd de brandstof met een klein deel van de 1ucht tot
ontbranding (let wel: dus niet ontplóffing) gebracht.
Die voorkamer werd gevormd door een "verstuiverbakje", waarin onderaan
gaatjes geboord waren, net als bij de verstuiver van een dieselmotor.
De verbranding deed de lucht en brandstof uitzetten, die daardoor dus in de
cylinder ingespoten werd, waar de rest van de lucht al eerder ingeblazen was. In
de cylinder gebeurde dan de eigenlijke "ontploffing".
Dit systeem was heel betrouwbaar en zuinig, er werden heel wat Brons
motoren gebouwd in de fabriek in Appingedam, maar ook onder licentie door
bijvoorbeeld Deutz.
Een voorbeeld van een vroege Brons motor was op de show te zien.
Er was zelfs een "indikator" op gemonteerd, waarmee
drukdiagrammas konden genomen worden.
Maar Jan Brons was blijkbaar een moeilijke mens.
In het patent voor het "verstuiverbakje" waren 2 mensen vermeld :
Brons en Timmer.
En daar begon de ruzie al : een derde man, die zeer veel aan de uitvinding van
het verstuiverbakje bijgedragen had, kwam in het patent niet voor !
Die man, Verwer, verliet uiteindelijk kwaad de fabriek, en ging terug naar het
bedrijfje van zijn vader, waar hij zelf motoren begon te bouwen volgens het
"Brons" principe.
Veel zijn er niet gebouwd, maar op deze show was er een te zien, gebouwd in
1912, en hij liep heel wat beter dan hij er uit zag.
Vrij grof gebouwd, maar heel betrouwbaar.
Maar ook heel Verwer's machinefabriek stond er, en als Verwer
met 3 machines (een draaibank, een zaagmachine en een schaafbank) motoren kon
bouwen, dan moeten wij daaraan toch ook genoeg hebben om ze te restaureren ...
De draaibank werd bijvoorbeeld gebruikt als kotterbank om de cylinder uit te
boren, met de cylinder vastgezet op de wagen van de langsslede.
(Op de laatste foto kan je zien dat er wel
wat regen gevallen is, maar dat viel heel erg mee :
de zaterdag prima weer tot vier uur, en de zondag prachtig weer !)
Zelfs de houten gietmodellen, die in het zand gelegd worden, om
daarin de afdruk te maken voor het gesmolten gietijzer, zijn bewaard gebleven.

Je herkent waarschijnlijk : het carter, de cylinder, de kleptuimelaars, de
cylinderkop.
Een ding is zeker : daar zou je nu in geen enkele gieterij meer moeten aankomen
: zo ruw afgewerkt !
En dat is dan ook aan de motor zelf te zien ...
Uiteindelijk kwam ook Timmer niet meer overeen met Brons, en
begon ook een eigen fabriek.
Ook hij bouwde niet zoveel motoren, en ze waren heel wat minder betrouwbaar dan
de Brons (en Verwer) motoren.
Steeds weer waren er problemen met verstopte verstuivergaatjes ...
De oorzaak was waarschijnlijk de raak-mis toerentalregeling, alle andere motoren
met verstuiverbakje hadden een volumeregeling.
Ook van dit merk was een motor te zien, een prototype uit 1926.
Deze motor heeft een afneembare cylinderkop, alle andere Timmer motoren waren
blind geboord.
Jan Deklerck
(Overname,
geheel of gedeeltelijk, van dit artikeltje kan alleen na schriftelijke toelating
van de auteur
of van de verantwoordelijke voor deze website, Jan Deklerck).